Zenerdiode
Zenerdioden zijn genoemd naar C.M. Zener, een Amerikaanse natuurkundige, die het zener-effect ontdekte. De zenerdiode heeft, net als de gewone diode, een kathode en een anode. Op de behuizing zit een ring welke de kathodezijde aangeeft. Er bestaan gewone zenerdioden, maar ook zenerdioden welke het zgn. 'Avalance' (Engels) of 'lawine'-effect hebben. Bij de laatste typen neemt de inwendige weerstand plotseling sterk af van enkele tientallen Mega ohm tot ongeveer 100 ω wanneer ze in geleiding komen (c.q. doorslaan).
![]() Afbeelding 1 |
![]() Afbeelding 2 |
De zenerdiode wordt normaliter aangesloten in sperrichting. Er bestaan
echter ook zenerdiodes voor lage spanningen (lager dan twee volt), welke
in doorlaatrichting aangesloten dienen te worden. Zodra de aangelegde
spanning boven de doorslagspanning (zenerspanning) komt, gaat de
zenerdiode geleiden. De spanning over de zenerdiode blijft dan redelijk
constant.
Er moet in serie met de zenerdiode altijd een weerstand worden
aangesloten (meestal aan de kathodezijde), om er voor te zorgen dat de
maximale doorlaatstroom niet overschreden wordt. Voor een goede werking
van de zenerdiode is een minimumstroom benodigd. Bij ongeveer 5 tot 10
milliampère bereiken we goede resultaten.
Zenerdiodes zijn niet bruikbaar bij wisselspanning
Mocht u denken dat u eventueel met twee- of meer tegengesteld
geschakelde zenerdiodes bijv. de motorsnelheid zou kunnen 'temperen',
dan komt u bedrogen uit. Daar een zenerdiode in tegengestelde
stroomrichting als gewone diode werkt, zal er dus bij twee antiparellel
staande zenerdiodes (van bijv. 12 volt) in beide richtingen nooit meer
dan 0,6 volt over de zenerdiodes komen te staan. Zenerdiodes zijn dus
alleen toepasbaar bij gelijkstroomtoepassingen.